Lira Elegans 2.0
Artikel nr.
11
-
05/2025

De Berlarij te Lier

Archeologisch onderzoek naar een middeleeuws wegtracé

Elke Lierenaar vandaag kent de straat Berlarij. Slechts enkelen kennen echter de historische en archeologische waarde van deze blijkbaar eeuwenoude weg. Deze waarde werd nogmaals aangestipt tijdens archeologisch onderzoek uit 2023. Hierbij werden waardevolle inzichten verkregen over de evolutie van deze weg en onderliggende structuren. In het kader van de heraanleg van de riolering en bestrating diende namelijk op enkele cruciale plaatsen onderzoek uitgevoerd te worden.

De straat met een middeleeuwse oorsprong is nauw verbonden met de ontwikkeling van de stad Lier. Historische bronnen wijzen op de aanwezigheid van de Leuvense binnenpoort of Berlaerpoort vanaf 1367. Deze stadspoort verschafte de toegang tot de stad vanuit het oosten (Berlaar en verder de hele Kempen) en controleerde zo deze route. De stad Lier kende verschillende fasen van uitbreiding, verdedigings-gordels en omwallingen, waarvan de mogelijk eerste fase vermoedelijk in de 13de eeuw werd aangelegd. De mogelijke eerste stadsmuur omvatte de kern van de stad, maar door de economische groei en demografische toename werd in de 14de eeuw een uitbreiding noodzakelijk. De Binnenste Leuvensepoort maakte deel uit van deze stadsversterking. Nog later, in de 14de en 15de eeuw, werd de stadsverdediging verder uitgebreid en versterkt, waarbij de Berlaerpoort haar functie verloor. Toch bleef deze nog enkele eeuwen verderleven, om uiteindelijk toch afgebroken te worden in het jaar 1810. De poort is weergegeven op het stadsplan van Jacob van Deventer (ca. 1545-1575) en Braun en Hogenberg (1575).

Plan Jacob Van Deventer © Koninklijke Bibliotheek van Belgie – Bibliotheca Nacional Madrid
Plan Braun en Hogenberg (bron: stadsmuseum Lier)

Tijdens het archeologisch onderzoek werden verschillende zones vanaf het kruispunt Berlaarsestraat/Berlarij met het Kluizeplein en Arthur Vanderpoortenlaan in het westen tot de stadsvest in het oosten onderzocht. In de verschillende onderzoekszones kwamen diverse bakstenen muur- en funderingsresten aan het licht. Zo werden ter hoogte van het hoger vernoemde kruispunt funderingen aangetroffen, die naar alle waarschijnlijkheid deel hebben uitgemaakt van de Berlaerpoort. Een tweede mogelijkheid is dat het onderdelen waren van de Gasthuisbrug, een brug over de toenmalige stadsgracht, die ook op het plan van Van Deventer en Braun en Hogenberg te zien is. Jammer genoeg waren de restanten te fragmentair bewaard om sluitende uitspraken te doen over de exacte functie.

Muurresten die vermoedelijk tot de Gasthuisbrug toebehoorden © BAAC

De meest opmerkelijke archeologische structuur bevond zich wat verderop onder het huidige wegdek van de Berlarij. In vier verspreide werkputten kwamen de restanten van een houten onderfundering van een ouder wegdek tevoorschijn. Deze constructie bestond uit horizontaal gelegde takken en twijgen, met een diameter tussen 2 en 10 cm. De takken lagen allemaal noord-zuid georiënteerd, loodrecht op de looprichting van de weg en bovenop de natuurlijke ondergrond.

Overzicht van de opgegraven onderfundering in takken. De grijze banen zijn vergravingen ifv recente nutsleidingen © BAAC

Op basis van de veldgegevens was het mogelijk om een driedelige fasering in de evolutie van het wegdek op te maken. Een onderste en oudste fase, bestaande uit twee parallelle grachten, daarbovenop een eerste takkenlaag en hoger nog een (en best bewaarde) takkenlaag. Van het eigenlijke wegdek zelf, de verharding, werden geen restanten aangetroffen. Deze toplaag kan hebben bestaan uit een geplaveid oppervlak van natuursteen of een pakket met natuursteenschilfers. Vermoedelijk werd dit materiaal bij het vernieuwen van de weg verwijderd of gerecupereerd.

De Berlarij was in eerste instantie dus een onverharde weg, geflankeerd door afwateringsgrachten, die in een volgende fase werd verbreed en verhard met een houten onderfundering.

In de laatste fase met houten onderfundering bleek de weg ook geflankeerd te zijn geweest door een gracht. Deze wegsloot moest voor een goede drainage of afwatering van het wegdek zorgen. In de opvulling van deze gracht konden de archeologen enkele fragmenten aardewerk recupereren die op basis van enkele typische kenmerken in de 13de en 14de eeuw te plaatsen vielen. Ook in de grondlagen tussen de takken en twijgen werd aardewerk uit diezelfde periode gevonden.

De takkenstructuur aan de rechterkant (zuiden) geflankeerd door een wegsloot © BAAC
Detail van de houten onderfundering (links) en wegsloot (rechts) © BAAC

Voor een meer exacte datering werden externe specialisten ingeschakeld. Zo werden verschillende stukken hout onderzocht door Petra Doeve, een Nederlandse dendrochronologe. Voor een scherpe datering op basis van jaarringenonderzoek bleken de gebruikte takken en twijgen echter niet voldoende jaarringen te bevatten. Het materiaal bestond uit vele kleine takken met een complete diameter of ze waren gekliefd. De gebruikte houtsoort was in alle gevallen els, een veel voorkomende en makkelijk bewerkbare soort. Ook twee flankerende houten ingeheide palen, die de constructie vermoedelijk op z’n plaats moesten houden, werden onderzocht. Hier bleek de houtsoort telkens eik te zijn, maar ook deze stalen bleken door de vele vergroeiingen ongeschikt voor een datering.

Aangezien het dendrochronologisch onderzoek geen dateringen had opgeleverd, werd een tweede techniek, die van radiokoolstofdatering aangewend. Hiervoor werden vijf stalen onderzocht door het KIK (Koninklijk Instituut voor Kunstpatrimonium) in Brussel. Op basis van de uitgevoerde koolstofdateringen kon het opgegraven wegtracé globaal in de volle middeleeuwen - tussen het tweede kwart van de 11de en het begin van de 13de eeuw – gedateerd worden. Een oudste fase helemaal onderin, vermoedelijk nog zonder takkenstructuur, was er al in het begin van de 11de eeuw. De laatste fase is, op basis van de datering, tot in het eerste kwart van de 13de eeuw in gebruik geweest.

Karresporen op het diepste niveau. Restanten van het oudste wegtracé © BAAC

Opmerkelijk is dus dat de dateringen op basis van koolstof op een ouder gebruik wijzen dan dat de aardewerkvondsten initieel deden vermoeden. Dit suggereert dat de Berlarij aanvankelijk een eenvoudige onverharde weg was, die later in verschillende etappes werd verstevigd met een houten fundering.

Het gebruik van een takkenstructuur als onderfundering is geen unicum. Vergelijkbare takkenlagen zijn in Lier ook al aangetroffen bij archeologisch onderzoek aan de Normaalschool, al ging het daar misschien eerder over smalle paden. Ook in andere middeleeuwse steden zoals Brugge, Antwerpen, Torhout en Damme werden de laatste jaren vergelijkbare constructies opgegraven. Ook in het buitenland is dit een gekend fenomeen. Het feit dat een dergelijke investering om de weg begaanbaar te houden in drassige omgevingen werd gedaan, wijst op het belang van de toegangsweg. Deze route werd eeuwenlang intensief gebruikt en was essentieel voor de Lierse stadseconomie. De archeologische opgravingen in de Berlarij bevestigen hiermee nogmaals het belang van deze weg als een cruciale doorgangsroute sinds de middeleeuwen. De houten onderfundering wijst op een bewuste poging om de weg te verstevigen in een periode waarin verstedelijking en handelsroutes steeds belangrijker werden. De funderingstechnieken die hier zijn aangetroffen suggereren dat de weg regelmatig werd onderhouden en aangepast aan veranderende omstandigheden. Dergelijke vondsten tonen aan dat middeleeuwse infrastructuur geavanceerder en duurzamer was dan vaak wordt aangenomen. Verder onderzoek en vergelijkingen met andere stedelijke wegtracés kunnen nog meer inzicht geven in de stedelijke ontwikkeling van middeleeuws Lier.

Download het artikel

Bewaar je dit artikel graag apart op je computer? Of lees je een bijdrage toch liefst nog op papier? Alle artikels zijn beschikbaar in een aangename pdf.

Download het artikel

Robrecht Vanoverbeke (°1981) is erkend archeoloog en directielid bij BAAC Vlaanderen. Hij studeerde archeologie aan de Universiteit Gent en is sinds 2006 actief in de archeologische sector. In 2010 kwam hij bij BAAC Vlaanderen bv terecht. Daar staat hij naast archeologisch veldwerk en rapportage ook in voor het dagelijks management van het bedrijf. Robrecht heeft een bijzondere interesse in stadskernarcheologie. Hij publiceerde talrijke bijdragen over middeleeuwse en vroeg-moderne stedelijke archeologie en naast zijn professionele activiteiten ondersteunt hij logistiek het archeologisch tijdschrift Ex Situ.

Download het artikel

Bewaar je dit artikel graag apart op je computer? Of lees je een bijdrage toch liefst nog op papier? Alle artikels zijn beschikbaar in een aangename pdf.

Download het artikel

Robrecht Vanoverbeke (°1981) is erkend archeoloog en directielid bij BAAC Vlaanderen. Hij studeerde archeologie aan de Universiteit Gent en is sinds 2006 actief in de archeologische sector. In 2010 kwam hij bij BAAC Vlaanderen bv terecht. Daar staat hij naast archeologisch veldwerk en rapportage ook in voor het dagelijks management van het bedrijf. Robrecht heeft een bijzondere interesse in stadskernarcheologie. Hij publiceerde talrijke bijdragen over middeleeuwse en vroeg-moderne stedelijke archeologie en naast zijn professionele activiteiten ondersteunt hij logistiek het archeologisch tijdschrift Ex Situ.

Literatuuropgave

Eindverslag Opgraving Lier, Berlarij. BAAC Vlaanderen rapport 2815. Evergem. https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/rapporten/eindverslagen/3010

Meer artikels

Alle artikels